Zelfbeschadiging in een groepje
Als je weet of vermoed dat zelfbeschadiging in een groep plaatsvindt is het belangrijk dat je het gesprek aangaat. Ben je docent, handel dan niet alleen maar betrek het zorgteam (de zorgcoördinator, zorgfunctionaris, school maatschappelijk werk of vertrouwenspersoon). Volg de zorgstructuur van de school.
Ga het gesprek aan met de hele groep, tenzij je vindt dat er redenen zijn om het gesprek met ieder groepslid afzonderlijk te houden. Luister naar het verhaal met een open, niet veroordelende houding. Vraag door en probeer er achter te komen waarom ze zichzelf beschadigen.
Maak een volgende afspraak met de groep met bijvoorbeeld de jeugdverpleegkundige of een andere deskundige zorgverlener. Bespreek het vervolggesprek samen voor en laat de jongeren opnieuw hun verhaal doen. Geef informatie over wat zelfbeschadiging is en waarom mensen zichzelf beschadigen, wat het voordeel is van een groep en de negatieve effecten van een groep. Maak duidelijk waar ze hulp kunnen vragen.
Geef ook voorlichting aan docenten en geef aan dat het speelt. Noem geen namen. De voorlichting kan eventueel door de betrokken zorgverlener worden gegeven.
Na één of twee groepsgesprekken kan er een individueel traject gestart worden en besproken worden hoe ouders betrokken/geïnformeerd worden, tenzij er een zwaarwegende reden is om dit niet te doen.
Wat doe ik als er foto’s van zelfbeschadiging rondgaan in het groepje?
Wanneer er foto’s rondgaan in een (app)groep bespreek dit dan met de betreffende jongeren. Leg uit waarom dit niet helpt en welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor de ander.
Hoe voorkom ik dat nog meer jongeren zichzelf gaan beschadigen?
Geef voorlichting. Voorkomen zal niet lukken. Wel is het goed om voorlichting te geven in klassen, zodat het minder spannend is om mee te doen. Ga na of de jongeren weten waar ze hulp kunnen vinden.